Sinds dit najaar werk ik voltijds als ZZP'er. De afgelopen 5 jaar deed ik dat nog deeltijd naast mijn vaste baan bij de gemeente Amsterdam als intern organisatieadviseur en trainer. Ik startte het werken als zelfstandige in 2014 en dat heeft een vlucht genomen. Afscheid nemen van Amsterdam deed ik met gemengde gevoelens, ik heb daar enorm veel geleerd en een uniek eigen profiel ontwikkeld. Maar de wereld is groot en daar wil ik graag meer van zien. In het najaar van 2019 gaf ik workshops in Brussel en op Terschelling, doceerde in Breda, Amsterdam en Groningen, begeleidde enkele gemeenten bij de bestuurlijke vernieuwing en coachte een team om beter samen te werken. Ik geniet enorm van die afwisseling en de mogelijkheden om mijn talenten in te zetten.
Toch was het opzeggen van mijn vaste baan een grote stap. Na 12 jaar had ik een groot netwerk opgebouwd en kon goed mijn weg vinden binnen de gemeente Amsterdam. Veel vrienden en collega's zagen het helemaal voor zich dat ik goed als zelfstandige zou kunnen werken en adviseerden om mijn hart te volgen. Zelf realiseerde ik me echter dat deze stap niet alleen een keuze van mijn hart is, maar zeker ook van mijn hoofd. Ondernemen is ook risicovol en werk moet je gegund worden... Mijn collega's bij de gemeente Amsterdam zal ik zeker missen en bedank ik voor de vele vele momenten van inspiratie, werkplezier en steun!
0 Comments
Afgelopen weekend won ik de tweede prijs handboogschieten bij een regiowedstrijd. Drie jaar geleden wist ik nog niet wat de bovenkant van de boog was en nu ben ik trots op mijn medaille. Is dat het resultaat van een leerproces? In mijn werk heb ik vaak te maken met managers die iets willen ontwikkelen of leren. Maar hoe doe ik dat eigenlijk zelf? Een zelfreflectie…
Ruim drie jaar geleden stopte ik vrij plotseling met optreden als goochelaar op feesten en partijen. Na 20 jaar optreden, meedoen aan wedstrijden, schrijven voor het vakblad, jureren en workshops geven was ik er opeens klaar mee. Drie maanden was ik hobby-loos en toen herinnerde ik me een oude droom. Boogschieten. In mijn woonplaats Amersfoort bleek een club te zitten en zo startte voorzichtig een nieuwe hobby. Het eerste wat me opviel is dat ik niet eens wist wat de bovenkant van de boog was. Van de hoogste sporten in kennis, kunde en aanzien op de goochelladder stond ik opeens helemaal onderaan. Ik wist niets, kon niets en ik stelde niets voor tussen de andere boogschutters. Blijkbaar haal ik een deel van mijn zelfvertrouwen uit mijn vaardigheden want op de boogschietclub bleef ik lang sociaal onzichtbaar. Tijdens trainingen sta je met alle boogschutters op een rij en de trainer loopt langs en geeft zo nu en dan feedback. Hierin viel me op hoeveel feedback en tips ik kreeg over mijn voeten, rechterduim, stand van mijn neus, narichten, en nog veel meer. Ik realiseerde me dat ik meer tips kreeg dan ik kon verwerken en dat de tips niet perse afgestemd waren op waar ik zelf die avond aan wilde werken. Tegelijk snap ik ook dat je als sporter moet oppassen dat je een beweging verkeerd aanleert, want afleren is nog veel lastiger. Dat is met het goochelen net zo. De eerste periode heb ik me geoefend in het zijn van een leerling: geduldig luisteren naar alle tips en zo goed mogelijk deze opvolgen. Het afgelopen half jaar heb ik veel minder trainingsavonden bezocht en vooral alleen getraind. Dat kwam deels door drukte met werk, deels vind ik het alleen trainen wel zo prettig. Zo leerde ik mezelf als tiener ook goochelen alleen op mijn kamertje… In deze aanpak blijkt ook dat ik niet zo snel ben in het verwerken van de vele tips. Ik leer eigenlijk niet zo snel (als ik wel zou willen). Iets leren is voor mij een kwestie van gewoon heel erg veel dóen. Eindeloos veel pijlen schoot ik de afgelopen jaren. Steeds analyserend hoe mijn beweging en houding verantwoordelijk waren voor waar de pijl terecht kwam. Dit patroon herken ik ook in hoe ik werk als trainer, facilitator of schrijver. Ik zie mezelf niet als iemand die persé veel talent heeft, maar ik ben bereid om heel erg veel te oefenen, falen, bijsturen en opnieuw te proberen. Een mooie quote: "Je kan maar beter zo snel mogelijk je eerste 5000 fouten maken" Ten slotte heeft het boogschieten me een spiegel voorgehouden. Ik dacht dat ik niet zo competitief was, dat ik alleen voor mijn eigen plezier schoot. Maar als ik naar het blazoen loop om mijn pijlen weer op te halen merk ik dat ik onbewust kijk hoe mijn buurman/vrouw geschoten heeft en dat ik toch eigenlijk wel beter wil schieten. Ook het meedoen met de regiowedstrijd gaf me duidelijk een extra impuls om mijn best te doen. Terugkijkend zie ik dat ik ook als goochelaar bij de besten wilde horen en nu in mijn werk als expert met Appreciative Inquiry wil toegroeien naar een van de beste trainers van Nederland. Dus, wat zijn de patronen in hoe ik dingen leer? Ik zie dat ik leerde boogschieten door een sterke intrinsieke motivatie, dat ik me sociaal onzekerder voel als ik ergens nog niet zo goed in ben en dat ik langzaam leer door veel te doen en dat ik best competitief ben. En wat heeft een manager die zelf (of met zijn team) iets wil leren aan deze reflecties? Natuurlijk is elk leerproces persoonsgebonden, maar persoonlijk geloof ik wel in drie rode draden: intrinsieke motivatie; gedoceerd aanreiken van feedback die aansluit bij de eigen leerbehoefte en ten slotte dat het vaak ook een kwestie is van gewoon veel vlieguren maken en drie jaar lang ploeteren. Voor de geïnteresseerde, ik deed mee in Recurve klasse 5, schoot 1497 punten in 6 wedstrijden, 8,3 gemiddeld. "Ze moeten een goed verband aan kunnen leggen. Dat moeten ze leren tijdens hun stage en als ze het niet goed doen, is het aan mij om hen daarop te wijzen en te corrigeren." Zo vertelde een verpleegkundige mij na afloop van een workshop aan een groep 'werkbegeleiders', verpleegkundigen die studenten begeleiden tijdens hun stage.
Ik had een workshop gegeven in het auditorium van het ziekenhuis over het gedachtegoed van waarderend onderzoek in de context van hun rol als stagebegeleider en mijn verhaal stond wel op gespannen voet met hoe het vaak in de praktijk ging, zeiden ze. Veel feedback aan de studenten was namelijk gericht op wat de studenten nu nog niet goed deden en beter moesten doen. In het nagesprek praatten we door over die sturende werkwijze en in hoeverre die recht doet aan de eigen verantwoordelijkheid van de studenten. Is het echt zo dat de student een goed verband aan moet kunnen leggen, vroeg ik? Ik had gedacht dat de studenten zelf een goed verband aan willen kunnen leggen en dat die eigen ambitie relevanter is dan wat de begeleider wil... Daarmee bedoel ik dat het in zijn of haar belang is om het goed te doen, als hij of zij de studie met succes af wil maken. De werkbegeleider kan daar in zekere zin neutraal en waarderend in staan en kan dan een meer faciliterende houding aannemen. De werkbegeleider kan door vragen te stellen de student helpen om zich bewust(er) te worden van wat hij belangrijk vind, hoe goed hij ergens in is en wat hij nog wil leren. En soms is er een student die het niet wil leren, maar ook dat recht heeft een student. Het moet niet, maar het kan als je het wilt. De vraag is dus wat je wilt... In mijn oren klinkt het heel logisch om de student centraal te zetten en op een waarderende manier te faciliteren in zijn of haar ambities. Maar in de context van een ziekenhuis waar een duidelijke hiërarchie geldt en procedures dwingend aanwezig zijn is het blijkbaar nog niet zo eenvoudig. En zo is het wellicht veel vaker voor stagebegeleider, of voor managers of voor ouders... Dat er wel een snaar geraakt was bleek wel aan de reacties, vele handen en bedankjes die ik kreeg en de interesse in mijn boek Werken vanuit kracht... :-) Meer leren over Waarderend faciliteren of het gedachtegoed van Waarderend onderzoek (Appreciative Inquiry), neem gerust even contact op, ik denk graag met je mee. |
vang
|