Om maar met de deur in huis te vallen, het maakt me niet zoveel uit wat je denkt. En het maakt me ook niet zoveel uit wat je voelt, of wat je intenties zijn.
Die zin zou een gewone adviseur niet snel uitspreken. Maar een denkadviseur zou dat zomaar wél kunnen zeggen in een adviesgesprek. Veel mensen schrikken van zo’n opmerking of zouden het zelfs confronterend vinden. Wat heb je nou aan een adviseur die dat allemaal niet belangrijk vind? Toch zit er wel een visie achter en is het een belangrijke adviesvaardigheid en waarde van het denkadviseren. Hoe zit dat? Als je heel goed kijkt, zie je dat gedachten, gevoelens en intenties allemaal… niet te zien zijn. Ze zijn onzichtbaar en ongrijpbaar en hebben op zichzelf nog geen fysiek effect in de wereld, behalve in het gemoed van degene die ze produceert. Ze zijn zelfs zo ongrijpbaar en vluchtig dat degene die ze ervaart ze zelf vaak niet eenduidig onder woorden kan brengen, laat staan dat ik als adviseur ze echt op waarde kan schatten. Het risico van verkeerde interpretaties is groot. In tegenstelling tot veel normale adviseurs oefent een denkadviseur zich daarom niet zozeer in het empathisch aanvoelen van de adviesvrager. Een denkadviseur ziet vooral dat dit allemaal heel glad ijs is en dat er ook nog een ándere effectieve ingang bestaat naar geestelijke klaarheid en handelingsperspectief. Die andere ingang naar inzicht en handelingsperspectief loopt niet via de ongrijpbare binnenwereld van de adviesvrager, maar via de buitenkant, letterlijk datgene dat naar buiten komt: de taal. De adviesvaardigheden van een denkadviseur zitten in het scherp luisteren naar de woorden die iemand uitspreekt en helpen om patronen te herkennen in die tekst. Daarbij gaat het om het herkennen van een bepaalde woordkeus of taalstructuur die de adviesvrager vastzet in zijn denken en die in feite als oogkleppen zorgen dat andere mogelijkheden over het hoofd worden gezien. Wat iemand bedoelt of voelt bij zijn woorden maakt de denkadviseur daarbij niet zoveel uit, hij wijst de adviesvrager op de patronen en nodigt hem uit om in andere termen te spreken over zijn vraagstuk waardoor het in een ander daglicht komt te staan. De denkadviseur hoeft daarbij vaak niet eens een nieuw perspectief aan te reiken, want de meeste mensen zijn goed in staat hun oogkleppen zelf af te doen zodra ze zich deze bewust zijn. Een voorbeeld laat dit zien: een hulpverlener vertelde mij uitgebreid over hoe hij zich stoorde aan cliënten die hun afspraken met hem niet nakwamen. Ik wees hem er vervolgens op dat hij in zijn verhaal aan mij vooral vertelde over de cliënten maar niets zei over zichzelf. Daarop kantelde het gesprek naar een zelfbeschouwing met als conclusie dat de hulpverlener vooral een betrouwbare gesprekspartner wilde zijn en daarmee was het gesprek klaar. Dit voorbeeld illustreert dat ik niet inging op zijn gevoelens, gedachten of intenties maar slechts wees op een patroon in zijn verhaal. Dat was voldoende voor hem om vanuit een ander perspectief over het vraagstuk te spreken en dat gaf hem opluchting en zelfvertrouwen.
0 Comments
|
vang
|