Voor de tweede keer volg ik een opleiding in denkadviseren. In 2015 volgde ik een tiendaagse opleiding en nu een zesdaagse. Beide keren bij de door mij zeer gewaardeerde Edu Feltmann. Denkadviseren is een bijzondere wijze van adviseren, of beter gezegd ‘houding’ die je als adviseur aan kan nemen. Ik volg de opleiding nu met een aantal collega’s die voor het eerst een opleiding volgen hierin. Hierna een verslag en reflecties naar aanleiding van de eerste twee dagen.
Tijdens de eerste twee dagen heeft Edu ons uitgedaagd om kritisch te reflecteren op de rol van adviesgever. Wat doe je nou precies als je advies geeft en hoe doe je dat op een goede manier? Op het eerste gezicht is adviesgeven ons werk en hebben we er allemaal een goed beeld van en ervaring mee, maar als je inzoomt blijkt het óók een hachelijke onderneming waar nogal wat haken en ogen aan zitten. Zo hebben we bijvoorbeeld gereflecteerd op de vraag of het wel mogelijk is om ‘goed’ advies te geven. Wie bepaalt of iets goed is als er bijna altijd wel mensen te vinden zijn die een ander belang hebben? Of is het überhaupt wel mogelijk om te bepalen wat een goede actie is als bijna elke actie ook een keerzijde heeft, met andere woorden, als elke goed bedoelde activiteit ook een negatief effect heeft? Om het jezelf makkelijker te maken kan je als adviseur voorbij gaan aan de andere belangen en de keerzijdes, of je kan je opdrachtgever helpen hieraan voorbij te gaan, maar hoe ‘goed’ is dan nog je advies? Een ander onderwerp waar we uitgebreid op in zijn gegaan is de complexiteit van het uitwisselen van informatie in een adviesgesprek. De opdrachtgever schetst ons een beeld van zijn werkelijkheid en de problemen die hij daarin ziet en vraagt ons vervolgens om een advies of om een rol te spelen in het oplossen van de problemen. Ook dit proces is ons allemaal bekend en vertrouwd, maar als je inzoomt op wat er werkelijk gebeurt wordt het al snel complex en loeren verschillende valkuilen. Je kan je namelijk afvragen of de opdrachtgever wel verteld over de werkelijkheid en wat daar aan de hand is, of dat hij eigenlijk slechts verteld over de beleving en percepties die in zijn brein zijn ontstaan op basis van zijn waarnemingen. Maar waren zijn waarnemingen volledig en hoe zijn ze gekleurd en verkleurd door zijn opvattingen over wat hoort en wat niet hoort? En zelfs nog een stap verder, vertelt de opdrachtgever wel zijn beleving en zijn percepties? In hoeverre is hij in staat om woorden te geven aan hoe hij de zaken ervaart? En zijn wij als adviseur wel in staat om die woorden precies zo te verstaan zoals hij ze bedoelt heeft? Door ons bewuster te worden van deze complexiteit zijn we begonnen onszelf te oefenen met het weerstaan van de verleidingen die opdrachtgevers doen om de verhalen die zij vertellen voetstoots aan te nemen als waarheid en daardoor onbewust mee te gaan in hun ingesleten groef van denken. In plaats van alleen te adviseren op een manier waardoor de opdrachtgever blijft denken binnen zijn huidige paradigma (waarbinnen ook het probleem is ontstaan en wordt beleeft), hebben we geoefend om ook te adviseren op zo’n manier dat de opdrachtgever vanuit andere paradigma’s over zijn vraagstuk kan denken of zelfs zijn eigen denken over het vraagstuk kan onderzoeken en veranderen. Waar iemand eerst vastzit in zijn vraagstuk kan dan op een verrassende manier een denksprong worden gemaakt waardoor opeens totaal nieuwe mogelijkheden ontstaan waar iemand mee verder kan. Via dit soort reflecties zijn we uitgekomen bij een taalfilosofische benadering van organisatieadvieswerk. We hebben geoefend met het onderscheiden van feiten en interpretaties in het verhaal van de opdrachtgever; met het herkennen van onuitgesproken ideaalbeelden; met het herkennen van patronen in de gekozen woorden en met het spelen met die taal waardoor vastgestroefde denkbeelden ontstroefd kunnen worden. Denkadviseren is een zeer bepaalde houding die je kan aannemen als adviseur waardoor de opdrachtgever geholpen wordt of beter gezegd, zichzelf helpt, om op nieuwe manieren naar zijn vraagstuk te kijken waardoor nieuwe en meer aantrekkelijke mogelijkheden en handelingsperspectief zichtbaar worden. Wat heeft het mij persoonlijk gebracht? Ik heb een paar jaar geleden de uitgebreide leergang gevolgd en de afgelopen jaren Edu vaak aan het werk gezien en met hem gesproken. Enerzijds is de theorie die voorbij komt dus niet nieuw, maar tegelijk merk ik dat ik nog even enthousiast en leergierig aan tafel zit en op geen manier het gevoel heb dat ik iets dubbelop doe. Wat me zo aanspreekt aan de werkwijze van Edu is dat hij de training niet theoretisch insteekt, maar heel praktisch maakt door tijdens de training te werken vanuit dit gedachtegoed. Steeds werken we met casuïstiek waarbinnen hij ons uitnodigt om ons eigen denken te onderzoeken en dat verveelt nooit en daagt me onverminderd uit. Edu suggereerde om voor dit verslag niet alleen iets te schrijven over wat het me oplevert, maar ook of ik dingen kwijtraak, minder ga doen. Eerst wat het me oplevert. De reflecties en oefeningen verdiepen mijn inzicht in het toepassen van het sociaal constructionisme. Ik begrijp nog weer beter welke processen spelen in het complexe taalspel tussen adviseur en adviesvrager. Langzaam wordt ik beter in het weerstaan van verleidingen, blijf ik me meer verwonderen over wat schijnbaar zo normaal lijkt en wordt ik vaardiger in het spelen met taal waardoor nieuwe (handelings)perspectieven ontstaan. Ook vind ik het heel leuk om dit nu eens met collega’s uit mijn eigen team mee te maken en te onderzoeken. Dan wat ik kwijtraak. Ondanks dat ik soms denk op een goede weg te zitten, blijkt er wonderlijk en irritant genoeg nog voldoende niet-onderbouwd zelfvertrouwen en ego-gedreven denken in mijn systeem te zitten. Deze training daagt dat allemaal genadeloos uit. Dat confronteert en dwingt tot bescheidenheid en maakt ook onzeker. Dit verslag en deze reflecties bijvoorbeeld. Zijn die ook een product van iets te veel zelfvertrouwen en een ego-product? Zonder twijfel. Moet ik dan mijn best doen om het “beter” te maken, nog meer nuance, minder ego? En als me niet lukt om het perfect te maken, kan ik dan maar beter zwijgen? Dan loop ik minder risico om een plank mis te slaan. Maar verzaak ik niet juist ook door het onthouden van mijn mijmeringen, en welke pretenties zou ik hebben om überhaupt iets perfect te willen doen? Kan de bescheidenheid wellicht ook zitten in het accepteren en verdragen van deze wedstrijd waarin wat ik zeg helaas niet helemaal goed onderbouwd is en dat mijn ego er helaas nog tussendoor sluipt? Dit zijn de onzekere gedachten, de bescheiden houding en het aangaan van de wedstrijd waar deze training me toe brengt, zowel als organisatieadviseur in adviesgesprekken, als in de reflecties die je hier leest over de training 😊
0 Comments
Leave a Reply. |
vang
|